Een van de schepen van de Bruine Vloot is de Botter HN11 welke vaart bij het Schipperhuijs. De schipper is Roel Blokhuis. Het is een prachtig schip dat oorspronkelijk gebouwd werd als koopbotter in 1916 bij Janus Kok in Huizen en het nummer HZ11 kreeg. Koopbotters werden gebruikt om op zee bij de vissers, meestal in opdracht van een vishandelaar de vangsten op te kopen en daarna aan land te brengen. De bouw van het schip en ook het snijden van de zeilen was er op gericht om snel te kunnen varen. Een voorwaarde om effectief te kunnen opereren als koopschuit.
Er waren in die tijd diverse rokerijen in Huizen die praktisch allemaal een koopschuit hadden om de vis op te kopen op zee. De HZ11 voer voor de z.g. Spijkerploeg. Een collectief van viskooplieden met een eigen visrokerij gevestigd in Huizen. Tegenwoordig zouden we zeggen een joint venture. Op 18 januari 1918 is er in de krant zelfs te lezen dat er een paard is gestolen op de Huizer Meent. Het paard behoorde toe aan verschillende personen en was werkzaam voor de z.g. Spijkerploeg.
Schipper Gep Bout heeft de HZ11 gevaren vanaf 1916, waarschijnlijk als zetschipper in dienst van de Spijkerploeg. In het boek van “ Van gaand en staand want” van Peter Dorleijn beschrijft schipper Gep Bout het schip als iets langer dan normaal en wat hoger getuigd, spullen eerste klas. Je kon gerust je tabak onder de leggers gooien, want je moest er in de zomerdag water ingooien in plaats van er uit halen. Zoals de meeste Gooier botter was de HZ11 zwaar gebouwd. De afmetingen zijn: lengte, 13,95 meter, Breedte: 4,35 meter en Diepte: 0.90 meter
Op een schepenlijst van de gemeente Huizen gemaakt in de twintiger jaren, blijkt dat op dat moment de schipper, J. Westland is. Hij is geboren in 1866 en als knecht staat vermeldt, J. Bout geboren 1863. De eigenaar van het schip is nog steeds de ”Spijkerploeg” en de HZ11 staat nog ook steeds te boek als koopvaartuig. Het feit dat de HZ11 in 1932 verkocht werd heeft ongetwijfeld te maken met de afsluiting van de Zuiderzee in dat jaar.
Het schip werd in 1932 overgenomen door de gebroeders Homan uit Hoorn en omgenummerd naar HN11. De gebroeders Homan, Piet en waarschijnlijk Roelof waren oorspronkelijk afkomstig uit Wijdenes, een dorpje in de buurt van Hoorn met een heel klein haventje. Zij visten vanuit deze kleine haven met een schouwtje, van beperkte afmetingen, de HN11. Zij hebben zelfs in 1929 nog een 6pk motor in deze boot laten zetten. Door de aanleg en sluiting van de Afsluitdijk in 1932 verzandde het haventje van Wijdenes onophoudelijk. Ook was het voor de vissers van Wijdenes met hun kleine scheepjes waarmee voorheen gevist werd op de Zuiderzee, moeilijk een lonend bedrijf uit te oefenen op het IJsselmeer. In 1940 waren dan ook alle vissersschepen verdwenen uit het haventje van Wijdenes. Dit is waarschijnlijk een reden, dat de gebroeders Homan overgingen tot de aankoop van de veel grotere botter, de HZ11, die als HN11, Hoorn als thuishaven kreeg.
In de eerste jaren na de afsluiting van de Zuiderzee werd door de HN11 nog gevist op haring in z.g. kamers in de Waddenzee. De haringvangst kon een aantal jaren na de afsluiting nog steeds worden uitgeoefend op de Waddenzee. Dit kan ook een reden zijn geweest voor de gebroeders Homan om de HN11 te kopen. Veel voormalige Zuiderzeevissers rekenden erop, dat dit iets blijvends zou zijn, maar biologen voorspelden het uitsterven van de Zuider-zeeharing. Dit laatste gebeurde inderdaad en ná enige jaren liepen de vangsten sterk terug om vervolgens geheel te stoppen.
Foto Tagrijn. HN11 in de haven van Hoorn
In 1958 werd de HN11 verkocht aan Albertus Janssen uit Harderwijk. Albertus Janssen (1900) had daarvoor al jaren gevist samen met Jan Janssen waarschijnlijk zijn vader, onder het visserijnummer HK 23. In 1949 heeft Albertus deze botter, de HK23 verkocht aan Willem Bootsma uit Lemmer. In 1958 op de leeftijd van 58 heeft Albertus schijnbaar besloten het visserijbedrijf nog een keer op te starten en daarom werd de HN11 gekocht en omgenummerd naar het oude visserijnummer HK23. Er was waarschijnlijk nog een vergunning op naam van de HK23. Zijn leeftijd en de aanleg van Oostelijk Flevoland zullen de reden zijn dat Albert Janssen zijn schip in 1963 weer verkocht heeft aan Henk Meester uit Purmerend. Uiteindelijk is het schip omstreeks 1973/1974 gezonken en op de bodem terecht gekomen van de Purmerringvaart ergens tussen Edam en Purmerend. In 1981 is het schip door Willem Hos weer naar boven gehaald en in 20 maanden tijd volledig gerestaureerd.
Op 7 mei 1983 is de botter weer te water gelaten in de Nauernasche vaart bij Westzaan onder haar oude nummer HN11. Bijzonder was dat de laatste visserman Albert Janssen, oud 83 jaar hierbij aanwezig was en tot tranen toe geroerd dat hij dit nog meemaakte. De ligplaats werd toen den Oever. In 1998 werd het schip gekocht door Peter van Voorst en kwam het schip in Monnickendam terecht. Daar ging het in 2003 over naar Dries van Zon. In de periode van 1983 tot heden heeft het schip voornamelijk dienst gedaan voor de recreatie en verhuur. Het schip is in deze periode bijzonder goed onderhouden en verkeert in een bijna 100% originele staat. Het Schippershuijs kreeg in 2005 de kans het schip over te nemen en heeft daar geen seconde over getwijfeld. Zij zijn dan ook bijzonder trots op dit bijzondere schip, dat de naam HN11 zal blijven dragen. Het historie van de HN11 is in feite het verhaal, wat er gebeurde met de vissers en hun schuiten door de drooglegging van de Zuiderzee. Het voortbestaan van een schip als de HN11 met zijn historische verleden is merendeels afhankelijk van een groep enthousiaste vrijwilligers, die zich willen inzetten om de schepen aan het varen te houden en voor de museumhaven Spakenburg te behouden. Een trip met de HN11 is te boeken via, botter.nl of info@botter.nl
Hans Hoitink, secretaris, Bruine Vloot.